Stay on track

Stay on track

MOVING YOU FORWARD

Nieuwsbrief

Terug naar overzicht

Van passie naar vergoeding: hoe ver reikt de vergoeding voor de vrijwilliger in de sportclub?

Gepubliceerd op 16/12/2025

De meeste sportclubs in België zijn georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk (VZW). Dat statuut biedt duidelijke voordelen: beperkte aansprakelijkheid, een relatief eenvoudige structuur, fiscale gunstregimes en (voorlopig nog) toegang tot subsidiëring. Toch brengt het ook beperkingen mee, met als belangrijkste het uitkeringsverbod (artikel 1:2 WVV). Dat verbod bepaalt dat een VZW geen vermogensvoordelen mag uitkeren aan haar leden, bestuurders, oprichters, of enig andere persoon behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. In de praktijk leidt dat tot veel onzekerheid over wat sportclubs wel en niet mogen betalen — zeker wanneer ze trainers, bestuurders of medewerkers willen vergoeden voor hun eindeloze inzet.


Het uitgangspunt van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) is duidelijk: een VZW mag geen winsten verdelen. Dat betekent echter niet dat iedereen binnen de club verplicht onbezoldigd moet werken. De Belgische wetgeving laat ruimte voor correcte vergoedingen, zolang die in verhouding staan tot geleverde prestaties en niet de winst via een achterpoortje uitkeert. De uitdaging hierbij ligt in het onderscheiden van toegelaten vergoedingen van verboden uitkeringen.


1. Forfaitaire kostenvergoeding - toegelaten

Wie vrijwilligerswerk verricht, kan een forfaitaire kostenvergoeding ontvangen. Voor 2025 bedraagt het wettelijke plafond € 42,31 per dag en € 1.692,52 (of € 3.108,44 voor diverse vrijwilligers in de sportsector) per jaar. Binnen die grenzen zijn geen sociale bijdragen of belastingen verschuldigd en moet de realiteit en de omvang van de kosten niet worden bewezen. 

Het systeem is eenvoudig, maar vergt enige discipline: zodra de vrijwilliger structureel onder gezag werkt of prestaties levert die de aard van vrijwilligerswerk overschrijden, kan de fiscus of de RSZ de vergoeding herkwalificeren als belastbaar inkomen in hoofde van de vrijwilliger. In dat geval zijn retroactieve bijdragen en boetes mogelijk.

Elke vergoeding die afhankelijk is van een aantal prestaties, opdrachten of uren, is verboden.

Voorbeeld: Sarah is op zaterdag vrijwilliger bij een lokale voetbalclub en helpt bij het organiseren van jeugdwedstrijden. De club mag haar een vaste onkostenvergoeding geven, zolang die onder het wettelijke maximum blijft (dag- en jaarvergoeding). 

2. Werkelijke kosten - toegelaten

Daarnaast mag een VZW werkelijke kosten terugbetalen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om vervoerskosten, verplaatsingen naar wedstrijden of de aankoop van sportmateriaal. De vrijwilliger moet die uitgaven wel kunnen staven met bewijsstukken of duidelijke berekeningen. Het doel is compensatie van reële onkosten, niet het creëren van een extra inkomstenbron. Hierbij is er geen wettelijk plafond. 

Voorbeeld: Tom rijdt met zijn eigen wagen naar uitwedstrijden. De club betaalt zijn kilometervergoeding terug, op basis van een rittenlijst en tankbonnen. Dit is toegestaan, zolang Tom de kosten kan bewijzen.

3. Bezoldiging van het bestuursmandaat - toegelaten

Ook bestuurders kunnen onder voorwaarden een vergoeding (zitpenningen, presentiegelden, jaarvergoedingen, …) ontvangen. Het bestuursmandaat zelf mag derhalve bezoldigd zijn, op voorwaarde dat dit statutair voorzien is of expliciet wordt goedgekeurd door de algemene vergadering, en de vergoeding marktconform is. Deze bezoldiging wordt in principe altijd beschouwd als beroepsinkomen (baat). Het is belastbaar in de personenbelasting van de bestuurder en is onderworpen aan sociale bijdragen.

Voorbeeld: De penningmeester van een basketbalclub krijgt jaarlijks een kleine vergoeding voor het bijhouden van de boekhouding. Dit staat in de statuten en is goedgekeurd door de algemene vergadering.

4. Vergoeding uit dienstverleningsovereenkomst - toegelaten

Daarnaast kunnen bestuurders afzonderlijk worden vergoed voor andere prestaties buiten hun mandaat, bijvoorbeeld als trainer, sporttechnisch adviseur of communicatiemedewerker. In dat geval gebeurt de betaling op grond van een afzonderlijk dienstverleningscontract tussen de VZW en de betrokkene. De contractuele verhouding moet dan wel voldoende onderscheiden zijn van het bestuursmandaat, zodat er geen belangenconflict ontstaat.

Voorbeeld: Een bestuurslid van een zwemclub is daarnaast ook de hoofdtrainer. Hij sluit met de club een aparte dienstverleningsovereenkomst af voor zijn trainingswerk, met een duidelijk omschreven taakomschrijving en marktconforme vergoeding. Omdat de overeenkomst losstaat van zijn bestuursfunctie, is dit wettelijk in orde.

5. Uitkeringen van winst - verboden

Wat niet kan, zijn uitkeringen van winst of overschotten aan leden of bestuurders. Evenmin zijn vergoedingen toegelaten die kennelijk geen verband houden met geleverde prestaties, of die disproportioneel hoog zijn. De fiscus en de sociale inspectie controleren dit steeds strenger, zeker bij sportclubs met aanzienlijke inkomsten uit sponsoring, ticketverkoop of horeca-aangelegenheden.

Voorbeeld: Een tennisclub sluit het jaar af met een overschot van € 10.000 en beslist om elk bestuurslid een “bonus” van € 1.000 toe te kennen voor de goede werking. Omdat dit geen vergoeding is voor concrete prestaties, maar een winstuitkering, is dit verboden.

6. Praktische regels

Om problemen te vermijden, doen clubs er goed aan enkele praktische regels te volgen. Vermeld in de statuten of in een intern reglement dat vergoedingen mogelijk zijn, binnen redelijke grenzen. Houd een nauwkeurige administratie bij van alle betalingen: wie ontvangt wat, op welke basis, en met welk bewijs? Leg ook in de jaarrekening of in de notulen van de algemene vergadering vast welke bestuurders een vergoeding ontvangen. Transparantie is niet alleen aangewezen, maar versterkt ook het vertrouwen van leden, sponsors en subsidiërende overheden.

Tot slot kan het nuttig zijn om structurele samenwerkingen te formaliseren via dienstverleningsovereenkomsten. Trainers of sporttechnisch personeel die op regelmatige basis actief zijn, kunnen op die manier correct worden vergoed, zonder de grenzen van het uitkeringsverbod te overschrijden. Belangrijk is wel dat de modaliteiten van de overeenkomst realistisch zijn: een schriftelijke overeenkomst, duidelijke taakomschrijving, marktconforme vergoeding en naleving van sociale en fiscale regels.

Het uitkeringsverbod hoeft dus geen belemmering te zijn voor een professioneel bestuur van sportclubs. De sleutel ligt in zorgvuldigheid en transparantie: vergoed wat gerechtvaardigd is, documenteer elke betaling, en vermijd elke schijn van winstuitkering. Met een zorgvuldig beleid en volledige transparantie kunnen sportclubs hun medewerkers correct vergoeden zonder het VZW-karakter in gevaar te brengen.