Stay on track

Stay on track

MOVING YOU FORWARD

Nieuwsbrief

Terug naar overzicht

Hof van Cassatie hakt in op de funding loss

Gepubliceerd op 31/08/2017

Heel wat ondernemers hebben extern kapitaal nodig om de groei van hun onderneming te ondersteunen, waarbij ze zich dikwijls richten tot de bancaire kredietverlening. Om hun concurrentiepositie te vrijwaren, zijn ondernemers in bepaalde gevallen genoodzaakt af te stappen van een lening tegen een hoge rentevoet en een herfinanciering te krijgen. De ondernemer betaalt in dat geval de lopende duurdere lening vervroegd terug en sluit een nieuwe lening af tegen een lagere rentevoet. De banken rekenen in die gevallen meestal een wederbeleggingsvergoeding (funding loss) aan, een compensatie voor de interesten die de financiële instellingen mislopen voor de resterende duurtijd van de lening.


Wettelijk plafond omzeild

De wetgever heeft de wederbeleggingsvergoeding geplafonneerd in geval van vervroegde terugbetaling van een lening op interest. Door toepassing van artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) mogen banken niet meer dan zes maanden interest aanrekenen. De voorbije jaren hebben verschillende banken echter twee manieren ontwikkeld om de toepassing van deze wettelijke beperking te omzeilen.

Een eerste ontwijkingstechniek bestaat erin dat de banken voorzien in een contractuele uitsluiting van het recht om de lening vervroegd terug te betalen. Van deze clausule kan slechts worden afgeweken onder één voorwaarde: het betalen van een funding loss-vergoeding. Volgens de banken is er in dat geval geen sprake van een wederbeleggingsvergoeding in de zin van artikel 1907bis BW, maar louter van een schadevergoeding wegens verbreking van de overeenkomst. Een deel van de rechtspraak en rechtsleer volgde deze redenering, waardoor de financiële instellingen niet gehouden waren deze ‘schadevergoeding' te beperken tot zes maanden interest.

Aan deze praktijk maakt het Hof van Cassatie nu definitief een einde in haar arrest van 24 november 2016. Cassatie stelt uitdrukkelijk dat het wettelijk plafond van artikel 1907bis BW van toepassing is op élke vergoeding die de kredietnemer verschuldigd is bij gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een lening op afbetaling, en dit ongeacht of de vervroegde terugbetaling contractueel werd uitgesloten, en ongeacht of de terugbetaling vrijwillig of gedwongen is (zoals in geval van faillissement).

Om het evenwicht tussen banken en ondernemers te herstellen, had voormalig minister van Middenstand Sabine Laruelle (MR) al in een specifieke beschermingsregeling voorzien voor kmo's die maximaal één miljoen euro lenen. De wet van 21 december 2013 plafonneert de wederbeleggingsvergoeding tot maximaal zes maanden rente voor alle kredietovereenkomsten (zowel leningen op interest, als kredietopeningen) die kmo's hebben afgesloten sinds 10 januari 2014.

De banken kunnen de funding loss-vergoeding bijgevolg nog steeds vrij bepalen bij kredieten die dateren van voor 10 januari 2014, of bij kredieten van één miljoen euro en meer. Voor deze kredietnemers vormt het cassatiearrest ongetwijfeld een belangrijke troef tijdens onderhandelingen om de wederbeleggingsvergoeding te beperken, althans als het gaat om een lening op interest.

Mijlpaalarrest?

Cassatie heeft de problematiek van de wederbeleggingsvergoeding echter niet helemaal opgelost. Banken hebben immers nog een tweede techniek om de toepassing van artikel 1907bis BW te ontwijken. Ze ‘herbenoemen' een lening op interest als een kredietopening, waarop de wettelijke beperking niet van toepassing is.

Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest van 7 augustus 2013 immers geoordeeld dat het onderscheid tussen een lening en een kredietopening geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel. Bij een lening op interest stelt de bank een vastgesteld bedrag ter beschikking aan de kredietnemer, tegen de belofte om het bedrag periodiek met interest terug te betalen. Bij een kredietopening daarentegen stelt de bank een bepaald bedrag ter beschikking, maar de kredietnemer beslist zelf welke bedragen hij opneemt en wanneer. De wettelijke beperking van artikel 1907bis BW is enkel van toepassing op de lening op interest, en niet op de kredietopening.

Het Hof van Cassatie heeft deze rechtspraak in haar arrest van 24 november 2016 impliciet bevestigd. Bij de vervroegde terugbetaling van een kredietopening, kunnen de banken dus nog steeds de hoogte van de wederbeleggingsvergoeding vrij bepalen.

Toch mag het belang van het cassatiearrest niet worden onderschat. Eén van de mogelijkheden van de banken om de beperking van de wederbeleggingsvergoeding te omzeilen, werd volledig onderuit gehaald. Enerzijds zullen ondernemers sterker staan tijdens onderhandelingen met financiële instellingen, waardoor het te verwachten valt dat discussies over hoge wederbeleggingsvergoedingen makkelijker minnelijk zullen worden opgelost. Anderzijds kan de vraag worden gesteld in welke mate de banken nog bereid zullen zijn om langlopende leningen met vaste rentevoeten aan te bieden. The funding loss saga continues ...

Jan Seghers / Lore Rammeloo