Stay on track

Stay on track

Moving you forward

Journal

Retour au liste

Zomervakantie als excuus voor laattijdig protest voor facturen? Een rechterlijke kronkel onder de loep…

Publié le 22/10/2025

In een vonnis van de Ondernemingsrechtbank stond de rechter stil bij de vraag binnen welke termijn een onderneming een factuur moet protesteren. Opmerkelijk hield de rechtbank bij de beoordeling van een laattijdig factuurprotest rekening met de zomervakantie, hoewel de tegenpartij dit niet zelf had opgeworpen.  

 


De zaak in het kort

Op 31 juli werd een factuur overgemaakt in het kader van een contract dat een uitdrukkelijke protesttermijn van 14 dagen voorzag. Toen een reactie uitbleef, volgden meerdere betalingsherinneringen.
 
Pas na de derde herinnering op 12 september — ruim zes weken na de verzending — werd de factuur voor het eerst geprotesteerd. Op dat moment was zowel de contractueel afgesproken klachttermijn als de redelijke termijn in de zin van artikel 8.11, §4 Burgerlijk Wetboek verstreken.
 
Toch oordeelde de rechter dat de “zomervakantie” een relevante factor was bij de beoordeling van die redelijke termijn. Opmerkelijk is dat de onderneming die de factuur betwistte zelf nooit had aangevoerd dat vakantieperiode de laattijdige reactie zouden verklaren. Er was bovendien geen out-of-officebericht, geen melding van een collectieve sluiting en geen enkel verweer van de onderneming waarin de zomervakantie werd vermeld. De rechter wierp dit feitelijk element zelf op. 

Juridische problematiek
 
Door de zomervakantie als een relevante factor te beschouwen, wordt de werking van artikel 8.11, §4 Burgerlijk Wetboek ondermijnd. Deze wetsbepaling heeft net tot doel rechtszekerheid te creëren: wie een factuur niet tijdig betwist, wordt geacht ze te aanvaarden. Als rechters op eigen initiatief zelf omstandigheden gaan aanhalen om die termijn te verlengen, verliest de bepaling grotendeels haar bewijskracht in handelsrelaties. 
Bovendien wordt het begrip “zomervakantie” niet gedefinieerd in het ondernemingsrecht. Wat daar onder moet worden verstaan, blijft daarom volledig onduidelijk. De rechter laat na dit te preciseren: gaat het om het bouwverlof, de schoolvakantie, of een door de onderneming zelf bepaalde sluitingsperiode? Het ontbreken van een eenduidige invulling creëert bijkomende rechtsonzekerheid.
 
In realiteit kennen ondernemingen geen zomervakantie zoals natuurlijke personen. Hoogstens kan er sprake zijn van een collectieve sluiting, maar dat moet worden aangetoond — wat in dit geval niet gebeurde. Bovendien was de vermeende vakantieperiode al geruime tijd verstreken toen het protest uiteindelijk werd geformuleerd.
 
Conclusie
 
Houd er rekening mee dat facturen verzonden in de zomermaanden mogelijks een langere protesttermijn teweegbrengen dan contractueel afgesproken.