Stay on track

Stay on track

Moving you forward

Journal

Retour au liste

Taalvrijheid in B2B-contracten Wat als een bestuurder voorhoudt de taal onvoldoende machtig te zijn?

Publié le 16/12/2025

In een meertalig land als België wordt vaak gedacht dat ondernemingen verplicht zijn om in de taal van hun vestigingsplaats te contracteren. Dat is een hardnekkig misverstand.

Voor B2B-contracten geldt in België een zeer ruime taalvrijheid, ongeacht of beide ondernemingen in Vlaanderen, Wallonië, Brussel of zelfs in het buitenland zijn gevestigd.

De vraag is of die vrijheid op limieten botst wanneer een contractspartij voorhoudt de taal van een document onvoldoende te begrijpen. 

Deze nieuwsbrief licht toe hoe de Belgische Grondwet taalvrijheid waarborgt en waar de grenzen liggen.


1. Het uitgangspunt: taalvrijheid 


Artikel 30 van de Belgische Grondwet vertrekt van één eenvoudig principe: het gebruik van talen is vrij, tenzij de wet het anders regelt.

Artikel 129 van de Belgische Grondwet preciseert vervolgens wél dat de Gemeenschappen bevoegd zijn om taalregels op te leggen in drie domeinen:

  • bestuurszaken;
  • arbeidsverhoudingen;
  • handelsverrichtingen gericht op het publiek of consumenten.

Kortom, 

De taalwetgeving regelt niet:

  • de taalkeuze bij onderhandelingen;
  • de taal van B2B-offertes of bestelbonnen;
  • de taal van B2B-contracten;

De taalwetgeving regelt wel:

  • documenten voor werknemers;
  • documenten voor consumenten;
  • documenten voor administraties en overheden;
  • bepaalde interne bedrijfsdocumenten

Voor overeenkomsten tussen ondernemingen houdt dit in dat partijen vrij kunnen kiezen in welke taal zij onderhandelen en contracteren, ongeacht waar hun maatschappelijke zetel gevestigd is.

Bovendien is er geen taaleis voor bestuurders. Een vennootschap in België kan worden bestuurd door iemand die geen van de officiële talen machtig is.

2. De casus waarin een bestuurder voorhoudt de Nederlandse taal niet machtig te zijn

In een specifieke casus werd een contract ondertekend tussen twee ondernemingen met zetel in het Nederlandstalig gebied van België. 

Op het moment dat de ene contractspartij de andere in gebreke stelde wegens schending van het contract, hield de bestuurder van de andere contractspartij voor het Nederlands amper machtig te zijn waardoor hij niet gehouden zou zijn tot naleving.

De keerzijde van de voormelde taalvrijheid in B2B-betrekkingen is dat het niet volstaat te wijzen op het feit dat het contract in het Nederlands werd opgesteld. 
De kernvraag verschuift van “in welke taal moet het contract worden opgesteld?” naar “begreep de ondertekenaar waarmee hij instemde?”

Oftewel: de taal is vrij. De toestemming moet echt zijn. 

Het is wel de bestuurder in kwestie die het bewijs zal moeten leveren dat er sprake is van dwaling. Dit bewijs is niet gemakkelijk te leveren. Zeker niet als de bestuurder ook de oprichter is van de vennootschap en er statuten zijn gepubliceerd zonder vertaling. Bij de oprichting moet de notaris namelijk controleren of de oprichters de statuten begrijpen, anders moeten de documenten vertaald worden en kan een tolk nodig zijn.

Daarnaast ligt er een verantwoordelijkheid bij de bestuurder zelf. Het feit dat het contract werd ondertekend zonder enig voorbehoud toont aan dat de bestuurder op dat moment alleszins vond de taal wél voldoende machtig te zijn. Anders is het zeer lichtzinnig - zelfs te beschouwen als een fout - het contract te ondertekenen. 

Het zal met andere woorden niet gemakkelijk zijn voor deze bestuurder om op een geloofwaardige manier aan te tonen dat hij dwaalde over de inhoud van het contract wegens een onvoldoende kennis van het Nederlands.  

3. Aanbevelingen voor B2B-contracten

Het komt op het eerste gezicht misschien als onnodig over, maar bij twijfel over de taalkennis van een contractspartij, kan het verstandig zijn om op te nemen dat alle partijen de inhoud ervan begrijpen of om een vertaling toe te voegen in het Engels (wat toch als een de universele werktaal wordt beschouwd) met verduidelijking welke taal prevaleert bij een interpretatiegeschil.