Stay on track

Stay on track

Moving you forward

Newsletter

Back to overview

Het nieuw bewijsrecht

Published on 10/12/2020

Op 1 november 2020 trad het nieuw bewijsrecht in voege. Het nieuwe bewijsrecht heeft drie belangrijke doelstellingen: (1) zorgen voor verduidelijking, (2) knelpunten wegwerken en (3) aanpassing aan de technologische evoluties. Het oude bewijsrecht dateert van 1804 en bevatte ondertussen veel hiaten, door de wijzigingen die technologie aan onze maatschappij aanbracht. Elektronische communicatiemiddelen zoals mails, sms'en en Whatsapp-berichten vonden maar moeilijk hun plek in de verouderde wetgeving. Er werden diverse wijzigingen ingevoerd en definities aangepast. De belangrijkste wijzigingen op een rijtje gezet.


Vrij bewijsstelstel

Een eerste belangrijke wijziging van het bewijsrecht is de versoepeling van het vrij bewijsstelsel. Het vrij bewijsstelsel houdt in dat bewijs op eender welke wijze kan worden aangeleverd. Voorheen was het vrij bewijsstelsel slechts mogelijk voor bedragen tot 375,00 euro. Nu werd dit aanzienlijk opgetrokken, naar 3.500,00 euro. Voor veel courante verrichtingen zullen dus ook allerhande digitale bewijsmiddelen zoals e-mails volstaan en zal een ondertekend afschrift niet meer noodzakelijk zijn. Voor rechtshandelingen die betrekking hebben op een som van 3.500,00 euro of meer, zal wel nog steeds een onderhands geschrift moeten worden voorgelegd.

De bewijsregels voor eenzijdige rechtshandelingen - rechtshandelingen waarbij door de loutere wilsuiting van één persoon rechtsgevolgen in werking treden bv. een testament of verwerpen nalatenschap - worden apart geregeld. Bij eenzijdige rechtshandelingen is het vrij bewijsstelsel hoe dan ook van toepassing, ongeacht de waarde ervan. Er wordt één enkele uitzondering hierop gemaakt wanneer een persoon zich tegenover een ander verbindt om hem een geldsom te betalen of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken te leveren. In die specifieke situatie moet de verbintenis schriftelijk zijn.

Ondernemingsbewijs

Nog een belangrijke wijziging betreft de uitbreiding van het vrije bewijsrecht tussen handelaars naar alle ondernemingen, waaronder ook vrije beroepers en landbouwers. Tegen ondernemingen kan aldus op alle mogelijke wijzen bewijs worden geleverd, zonder dat een geschrift vereist is en dit ook voor zaken die de 3.500,00 euro overschrijden. Let wel, een particulier kan zich beroepen op deze vrije bewijsvoering tegen een onderneming, maar omgekeerd kan een onderneming zich niet beroepen op deze regels tegen een particulier.

Voorheen had een verkoopfactuur enkel een bijzondere bewijswaarde, maar deze bijzondere bewijswaarde wordt nu uitgebreid tot alle soorten facturen, ongeacht of het om een verkoopovereenkomst of een andere overeenkomst gaat. Een factuur levert voor de onderneming een bewijs van de aangevoerde rechtshandeling op, maar tegenbewijs is wel mogelijk.

Omkering van bewijslast door rechter

Een derde belangrijke wijziging is de nieuwe bevoegdheid voor de rechter, die kan overgaan tot een omkering van bewijslast.
De algemene regel stelt dat de persoon die meent een ander in rechte te kunnen aanspreken, het bewijs zal moeten leveren van zijn gevorderde aanspraken. Met de recente wetswijziging zal de rechter bij uitzonderlijke omstandigheden de bewijslast omkeren, indien de algemene regel kennelijk onredelijk zou zijn. De rechter kan dit wel enkel doen nadat hij alle nuttige onderzoeksmaatregelen heeft bevolen en hij vaststelt dat de partijen hebben meegewerkt aan de bewijsvoering en dit nog steeds niet voldoende bewijs heeft opgeleverd.

Volgend voorbeeld kan hierbij ter verduidelijking worden gegeven: een klant wenst geld af te halen van een geldautomaat. Er doet zich echter een technisch probleem voor, waardoor het gevraagde bedrag niet uit de automaat komt, maar zijn rekening toch wordt gedebiteerd. De rechter verzoekt de bank om de registers voor te leggen, maar deze blijken gewist. Onder het oude bewijsrecht zou je als klant in deze situatie in het ongelijk worden gesteld. De rechter kan nu de bewijslast omkeren en deze bij de bank leggen. Als de bank dan geen bewijs kan leveren, zal de klant gelijk krijgen.

Bewijs van waarschijnlijkheid

De invoering van het bewijs van waarschijnlijkheid kan als laatste belangrijke wijziging worden aangeduid. Wanneer een negatief feit moet worden bewezen - het feit dat iets niet gebeurde bv. aantonen dat bepaalde informatie niet werd verschaft - volstaat een redelijke mate van zekerheid. Als op basis van stukken en omstandigheden waarschijnlijk wordt gemaakt dat iets niet gebeurd is, zal dit volstaan. Ook bij positieve feiten kan een bewijs van waarschijnlijkheid volstaan, maar enkel en alleen wanneer een zeker bewijs niet mogelijk is door de aard van het feit.

Besluit

Als conclusie kan worden gesteld dat de modernisering van het nieuwe bewijsrecht absoluut een stap voorwaarts is om het Burgerlijk Wetboek aan te passen aan de huidige samenleving.

De nieuwe wetgeving is op een duidelijke manier opgebouwd en zorgt voor enige opheldering van het oude bewijsrecht.

Eline Vanden Heede, advocaat